Geouwehoer om de vrede
Als ik in het buitenland vertel dat ik in Den Haag woon, is de reactie steevast: “Ah, yes, international court!” Den Haag dankt haar bekendheid aan de internationale organisaties die zich hier hebben gevestigd, zoals het Vredespaleis, het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Den Haag op 24 en 25 juni de NAVO-top host – de grootste veiligheidsoperatie in de Nederlandse geschiedenis – en zo de leus ‘internationale stad van vrede en recht’ eer aandoet. Al vindt mijn man ‘Stad van Gedoe en Gouwehoer’ passender.
Blij word ik er niet van: afgesloten straten, overal beveiliging, een gesloten luchtruim boven de stad, zorgen over stroomstoringen. Maar goed, ik zeg: alles voor vrede en veiligheid.
Het denken over internationale vrede heeft in Den Haag een lange traditie. Het begon met Hugo de Groot, die beroemd werd door zijn ontsnapping in een boekenkist. In zijn boek Het recht van oorlog en vrede uit 1625 pleitte hij voor een internationaal erkend recht op vrede voor alle volkeren. De regels die hij destijds formuleerde, gelden internationaal nog steeds als norm. Hij wordt beschouwd als de grondlegger van het volkenrecht.
Wat recenter – in 1948 – vond er in de Ridderzaal een congres van federalisten plaats. Politici, economen en, jawel, kunstenaars kwamen bijeen om te praten over een Europese federatie. De voorzitter was niemand minder dan Winston Churchill.
Churchill wilde voorkomen dat Europa opnieuw zou vervallen in het onvoorstelbare geweld van de Tweede Wereldoorlog. In de Ridderzaal schetste hij zijn droom van een verenigd Europa: een continent dat zijn energie niet langer verspilde aan strijd, maar zich zou verbinden. Het zaadje voor de Europese Unie werd in Den Haag geplant.
En nu dus weer een top, weer internationale gesprekken over veiligheid. En opnieuw gaat het over een Europa dat zich moet verenigen, om nieuw geweld te voorkomen.
Een hoop gedoe en geouwehoer, zoals mijn man zegt. En eerlijk gezegd: hij heeft een punt. Maar aan de andere kant — zolang mensen praten, voeren ze in ieder geval geen oorlog.
